Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4263

Datum uitspraak2007-09-06
Datum gepubliceerd2007-09-26
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 07/1900
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Bouw gezondheidscentrum. Vrijstellingsprocedure ex art. 19 lid 2 WRO.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht Procedurenummer: AWB 07/1900 uitspraak van 6 september 2007 van de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake het geding tussen [naam verzoeker 1], [naam verzoeker 2] [naam verzoeker 3] allen wonende te [woonplaats], verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lemsterland, verweerder, gemachtigde: S. Poepjes, werkzaam bij verweerders gemeente. Procesverloop Bij brief van 25 juni 2007, verzonden 2 juli 2007, heeft verweerder verzoekers mededeling gedaan van zijn besluiten van 21 juni 2007 tot verlening van vrijstelling en reguliere bouwvergunning 1e fase aan [naam vergunninghouder] (hierna: vergunninghouder) voor het oprichten van een gezondheidscentrum op het perceel A. Koopmanstraat 1 te Lemmer (hierna: het perceel). Verzoekers hebben op 6 augustus 2007 tegen deze besluiten een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers zich bij brief van 6 augustus 2007 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van art. 8:81 lid 1 Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is ter zitting behandeld op 30 augustus 2007. Verzoekers [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 3] zijn in persoon verschenen. Namens verweerder zijn bovengenoemde gemachtigde en J. Wesselius, wethouder van de gemeente Lemsterland, verschenen. Vergunninghouder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door J.R. Kruithof, architect te Havelte. Motivering Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden. De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden. Het bouwplan voorziet in de bouw van een gezondheidscentrum, een gebouw met een goothoogte van 5.80 meter en een maximale hoogte van 9 meter op het perceel waar eerder de gemeentelijke gymzaal stond. In het gezondheidscentrum zullen een fysiotherapeut, een apotheek en een huisartsenpraktijk worden ondergebracht. Aan beide kanten van het gebouw zullen parkeerplaatsen, waaronder ook invalidenparkeerplaatsen, worden gerealiseerd. Ingevolge het bestemmingsplan "Binnen de Rondweg" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bijzondere doeleinden ". Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de ingevolge de planbepalingen maximaal toegestane hoogte van het gebouw (5 meter + 10% op grond van een binnenplanse vrijstelling) door het bouwplan wordt overschreden. Om niettemin bouwvergunning te kunnen verlenen heeft verweerder de vrijstellingsprocedure ex art. 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) gestart. Op 15 maart 2007 is het ontwerp vrijstellingsbesluit ter inzage gelegd. Verzoekers hebben hierop een zienswijze gegeven. Bij besluiten van 21 juni 2007 heeft verweerder vervolgens vrijstelling en bouwvergunning 1e fase verleend. Verzoekers stellen zich in beroep op het standpunt dat het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van verzoekers. Specifiek is gewezen op de inbreuk op de privacy van verzoekers en de toename van verkeersdruk. Ten slotte stellen verzoekers dat niet is voldaan aan het vereiste aantal parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent het volgende. Ingevolge art. 19 lid 2 WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten (GS), in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. GS kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van GS dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. Vast staat dat het hier gaat om een bouwplan dat valt onder de door GS vastgestelde lijst met aangewezen categorieën van vrijstellingen waarvoor tevoren geen verklaring van geen bezwaar bij GS behoeft te worden aangevraagd, zodat verweerder bevoegd was om met toepassing van art. 19 lid 2 WRO vrijstelling te verlenen. Ter onderbouwing van de vrijstelling voor de bouwhoogte heeft verweerder overwogen dat het gebouw trapsgewijs is opgebouwd met een goothoogte van 5.80 meter en een dakhelling van 15% waardoor het gebouw minder massief oogt. Voorts heeft verweerder overwogen dat de hoogte gelet op nabij gelegen woningen en gebouwen passend is voor deze locatie. Ter zitting heeft verweerder nog aanvullend opgemerkt dat de maximale hoogte van 9 meter alleen in de nok bereikt wordt en voorts heeft verweerders gemachtigde de nabij gelegen woningen en gebouwen met een hoogte van respectievelijk 6.5 meter en 12 meter aan de hand van een kaart getoond. Mede gelet op het feit dat het bouwplan verhoudingsgewijs een geringe inbreuk op het bestaande planologische regime maakt acht de voorzieningenrechter de gegeven ruimtelijke onderbouwing toereikend. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat niet gebleken is van een zodanige aantasting van de privacy van verzoekers door het te realiseren gezondheidscentrum, dat verweerder in verband daarmee in redelijkheid geen vrijstelling van het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de woningen van verzoekers op een redelijke afstand van het bouwplan zijn gesitueerd en de percelen van verzoekers en het gezondheidscentrum worden gescheiden door de Albert Koopmanstraat. Voor wat betreft de toename van verkeersdruk merkt de voorzieningenrechter op dat verzoekers er rekening mee dienen te houden dat op het perceel de bestemming "Bijzondere doeleinden" rust. Op grond daarvan zijn op het perceel gebouwen toegestaan met een educatieve, sociale, medische en maatschappelijke functie en mag in de buurt hiervan een hogere verkeersdruk worden verwacht dan in een buurt met enkel woonhuizen. In dit licht bezien heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt kunnen stellen dat de extra verkeersdruk die zal ontstaan doordat het gebouw hoger wordt dan op grond van het vigerende bestemmingsplan was toegestaan, niet zodanig is dat op grond hiervan in redelijkheid geen vrijstelling verleend zou kunnen worden. Dat verweerder zijn standpunt niet op een hierop gericht verkeersonderzoek heeft gebaseerd acht de voorzieningenrechter, anders dan verzoekers, gezien de voormelde omstandigheden niet onredelijk dan wel onzorgvuldig. Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter dat het betoog van verzoekers dat het bouwplan niet voldoet aan de eisen die gelden ten aanzien van het benodigd aantal parkeerplaatsen faalt. Namens verweerder is ter zitting een berekening overgelegd op basis van de kencijfers uit de publicatie ASVV 2004, waarin is berekend dat het gezondheidscentrum over 44 parkeerplaatsen moet beschikken. Blijkens de stukken is bij het gezondheidscentrum voorzien in 46 parkeerplaatsen. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet op deze cijfers heeft kunnen baseren en verder is niet gebleken dat verweerder een onjuiste berekening heeft gemaakt. Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding om aan te nemen dat de verleende vrijstelling en bouwvergunning in bezwaar niet in stand zullen blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling. Beslissing De voorzieningenrechter: wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2007, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier. w.g. P.R.M. Poiesz w.g. E. de Witt Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.